Gay Pulp Fiction: abnormaal komisch
Hot Pants Homo, The Gay Trap, Swallow the Leader en Satan was a Lesbian. In de jaren vijftig en zestig lagen deze boekjes op vele Amerikaanse nachtkastjes. Gay pulpfictie noemen we ze nu, want voor de ‘perverse’ personages liepen de verhalen zelden goed af. Verzamelaars doen een moord voor originele exemplaren.
Amsterdam is gay gay gay momenteel. Onze hoofdstad is dit jaar de host van EuroPride en vandaag kolken de grachten dankzij de Canal Parade. Op tachtig boten bouwen homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders (plus een batterij BN’ers) een feestje en strijden ze tegelijkertijd voor gelijkwaardigheid en de vrijheid om jezelf te kunnen zijn. Dat is nodig, want uit eigen ervaring weet ik helaas dat die vrijheid weer onder druk staat. Ik ben de afgelopen jaren al drie keer op straat met de dood bedreigd door wildvreemden. Om de blinde haat in de ogen te zien van iemand die je helemaal niet kent, is behoorlijk beangstigend kan ik je zeggen. Er zijn de gruwelijkste teksten naar mijn hoofd geslingerd, ik ben achtervolgd en de ergste van de drie haters was er klaar voor om mij “helemaal tot moes te slaan”. Het liep telkens af met een sisser, maar ik ben weleens bang dat ik een vierde keer minder mazzel zal hebben.
Zullen dan alle tanden uit mijn mond worden geramd zoals bij een kennis gebeurde? Probeert iemand mij neer te steken? Dit overkwam een lesbienne die ik enige jaren terug interviewde over homogeweld. Ze stond in een Surinaamse broodjeszaak met haar vriendin en een oudere dame (!) werd razend toen ze hen zag. Ze had een mes in haar tas en wilde dit gaan gebruiken. Een vriend van de twee meiden wist ternauwernood een bloederige slachtpartij te voorkomen. Om nog maar te zwijgen over de man die me vertelde hoe zijn eigen vader hem probeerde te wurgen. Toen zijn pa hem erna om vergeving vroeg, antwoordde hij (en ik ben zijn woorden nooit meer vergeten): “Vergeven doe ik het je, maar vergeten zal ik het nooit. En ik hoop dat je iedere keer wanneer je je ogen sluit, jouw handen op mijn keel ziet. Ik ben wel jouw zoon.”
Hoerige duivels
Gelukkig kan er soms ook om homofobie gelachen worden. Het beste voorbeeld zijn deze Amerikaanse gay pulpboekjes. Ze waren tijdens de fifties en sixties mateloos populair en hebben de krankzinnigste titels. The Abnormal Ones, Unnatural, Satan was a Lesbian, Gay Whore, Art Colony Perverts, Strange Embrace, Her Private Hell, Sin Girls, The Gay Trap, de homo’s en lesbiennes die in de verhalen voorkwamen, waren duidelijk héle slechte mensen. Ze waren sluwe roofdieren die onschuldige hetero’s in de roze val lokten, ziekelijke sexverslaafden, perverse geesten en het liep altijd verkeerd met ze af. Hun ‘onnatuurlijke’ gevoelens en zelfhaat stonden een happy end in de weg. Ze werden vermoord door keurige hetero’s, opgesloten in een inrichting of hingen zichzelf op. Iets beters verdiende hun verderfelijke soort niet.
Dat zulke pulp het levenslicht kon zien, had te maken met twee ontwikkelingen: de opkomst van de mass-market paperback vanaf de jaren dertig en de twee Kinsey reports die seksuoloog Alfred Kinsey publiceerde in 1948 en 1953. In deze rapporten stond dat homo’s en lesbo’s inderdaad bestonden en dat hun aantallen enorm waren. Aangemoedigd door de opkomst van rock-‘n-roll en de lossere moraal die hiermee gepaard ging, begonnen Amerikaanse uitgevers op grote schaal goedkope ‘exploitation literatuur’ uit te brengen. Ze moedigden auteurs, hetero én homo, aan om in detail over die dark side van Amerika te schrijven. Afwijkend gedrag gevat in goedkope paperbacks. Dat zou vast en zeker een goudmijn worden!
Sick lit
Het eerste lesbische pulpboek was Women’s Barracks van Tereska Torres. De roman die in 1950 uitkwam, volgde een groepje vrouwelijke Free French Army-soldaten in Londen. Tereska, die zelf ook in het leger had gediend tijdens de oorlog, baseerde hun belevenissen op haar eigen ervaringen. Veel aandacht was er voor de sexcapades van de dames, met mannen én vrouwen. Om de achterflaptekst van de editie uit 1962 te citeren (zonder te vertalen, want in het originele Engels blijven zulke teksten het leukst): “This is the story of what happens when scores of young girls live intimately together in a French military barracks. Many of those girls, utterly innocent and inexperienced, met other women who had lived every type of experience. Their problems, their temptations, their fights and failures are those faced by all women who are forced to live together without normal emotional outlets.” Women’s Barracks was in Amerika een gigantisch succes. Er werden vier miljoen exemplaren van verkocht. Opmerkelijk: Tereska zelf beweerde dat het nooit haar bedoeling was geweest om lesbische pulp te schrijven. Ze baalde ook als een stekker van dat predikaat, bekende ze enkele jaren geleden in een interview: “Ik kijk op internet en zie dat ik de literaire koningin van de lesbiennes ben, de persoon die de eerste lesbische, erotische pulproman schreef. Ik haat het, ik haat het. Er zijn vijf hoofdpersonages in Women’s Barracks en slechts anderhalve persoon kun je beschouwen als lesbisch.”
Twee jaar na Women’s Barracks verscheen het eerste pulpwerkje waarin homomannen prominent figureerden. In Men Into Beasts deed de bekende dichter George Viereck verslag van zijn tijd in een mannengevangenis. Viereck, die tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijdje moest brommen omdat hij propaganda verspreidde voor de nazi’s, vertelde hijgerig welke uitspattingen hij zag achter de tralies. Homo’s zouden alle cellen hebben afgestroopt op zoek naar slachtoffers. Brute sex, verkrachting, menige bilpartij kreeg het zwaar te verduren. Op de achterkant van zijn boek werd het regelrechte homoseksuele slavernij genoemd. Geen wonder dat er zo vaak gevangenisopstanden uitbraken. Bah, die arme heterogevangenen! Nadat ze zo vaak tegen hun zin abnormale dingen moesten doen bij die zieke homo’s, knapte er op een gegeven moment gewoon iets bij ze hoor. Om een en ander te illustreren voor de lezer werd er een naakte man op de cover gezet die van twee bewakers een (geil?) pak slaag kreeg.
Huisvrouwen met rooie oortjes
Na het succes van Women’s Barracks en Men Into Beasts was het hek van de dam. In de jaren vijftig en zestig werden honderden nieuwe gay pulpboekjes gepubliceerd. Ze werden in veel gevallen heuse bestsellers en je kon ze in Amerika bij iedere drugstore en krantenkiosk kopen. Huisvrouwen, die op zoek waren naar een beetje spanning in hun leven, vraten de verhalen en ook heteromannen waren fan. Van de lesbopulp dan hè? Want van de homovariant wilden ze niets weten. Twee (of het liefst tien) vrouwen die bij elkaar in bed kropen vonden de heren superopwindend, maar een man die een andere man bevredigde? Gadverdamme. Het was ook veel meer beladen om zo’n homotitel te kopen. Stel je voor dat een bekende je zag en zou denken dat jij ook ‘zo’ was. Dat is ook de reden waarom er beduidend minder pulpfictie is uitgebracht waarin nichten of travestieten (een subgenre) de hoofdpersonen waren.

Waarom willen mannen toch niets weten van mijn verkleedpartijen? Ik heb nog wel zulke sexy kousen aan.”
Lazen homo’s en lesbo’s deze paperbacks zelf dan niet? Jawel. Er bestonden bijna geen andere romans waarin hun soortgenoten voorkwamen en ondanks de homofobe teksten en tragische manieren waarop sommige personages aan hun einde kwamen, was het tenminste nog íets. Daarvoor bestonden ze helemaal niet in de literatuur. Toch viel het voor hen niet altijd mee om zich door de deprimerende verhaallijnen te worstelen. Naarmate het succes van gay pulpfictie groeide, werden de makers door de autoriteiten gedwongen om nóg duidelijker te maken dat homoseksualiteit echt niet door de beugel kon. Zodra een auteur het maar waagde om te schrijven dat homo’s en lesbiennes geestelijk gezonde mensen waren die net als hetero’s liefdevolle en langdurige relaties hadden, werd zijn boek als ‘obsceen’ bestempeld en in beslag genomen. Het kon zijn uitgever zelfs de kop kosten. De geruststellende crappy endings moesten blijven, dicteerde men van hogerhand. Gay zijn was slecht. Punt.
Pulpverzamelaars
In het lesbische genre bestond maar één roman waarin het voor de hoofdpersonen wel (een soort van) goed afliep. Dat was The Price of Salt uit 1952 dat Patricia Highsmith pende onder het pseudoniem Claire Morgan. Later omgedoopt tot Carol en in 2015 verfilmd met Cate Blanchett en Rooney Mara in de hoofdrollen, bleef het lange tijd een unicum. Pas eind jaren zestig begon dat eindelijk te veranderen onder invloed van de groeiende homo-emancipatie. Homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders weigerden om nog langer een bestaan in de schaduwen te leiden. Er ontstond een bloeiende homogemeenschap en daar hoorde een ander soort literatuur bij. Trots, onverschrokken en vooral positief. Er stonden nieuwe schrijvers op die in deze behoefte voorzagen en vanaf toen was het snel gedaan met de gay pulpfictie.

Ook in Afrika eiste de ziekte die lesbianisme heette, vele slachtoffers. Zoveel vrouwen in de goot…!

Zo zag men homo’s en lesbo’s het liefst: verknipt, achtervolgd door schuldgevoelens en diep ongelukkig.
Maar was het wel gedaan met de gay pulpboekjes? De laatste tien jaar begint de interesse weer toe te nemen. Mensen verzamelen ze en allerlei titels worden zelfs opnieuw uitgegeven. In het geval van Spring Fire moest de schrijfster Vin Packer daarvoor wel gevoelens van schaamte overwinnen. Haar pennenvrucht, die twee jaar na Women’s Barracks verscheen en door sommige kenners wordt beschouwd als de eerste échte lesbische pulproman omdat ze louter lesbische personages gebruikte, kende zo’n beroerd slot. “Ik krimp nog steeds ineen als ik eraan denk. Ik wilde nooit dat het heruitgegeven zou worden. Het was te gênant.” Helemaal omdat Vin zelf ook een liefhebber van het eigen geslacht was. Ze was zelfs twee jaar lang de vriendin van Patricia Highsmith. Maar ja, het waren andere tijden en als je tegen je uitgever inging, had je gewoon geen werk. Vins redacteur bij Gold Medal Books zei dat Susan en Leda uit Spring Fire onmogelijk hand in hand op de bank konden eindigen. “Hij zei dat één karakter tot het besef moest komen dat ze helemaal geen lesbienne was en dat haar liefje ziek of gestoord moest zijn.” Toch is het juist het foute karakter van de boekjes dat ze nu zo verschrikkelijk populair maakt bij verzamelaars. Ik bezit er zelf ook een aantal, maar op Nederlandse vlooienmarkten kom je ze helaas maar zeer sporadisch tegen. Beter is het om in Amerika te zoeken als je daar toevallig op vakantie bent. Het mooie is dat veel verzamelaars zelf gay zijn. Door de boekjes te sparen en om ze te lachen, halen ze de angel uit deze domme homofobie. Zoete roze wraak.